Schiet op! Ga weg! Opzij, opzij, opzij! Als opgejaagd wild schoot ik door de stad. Deze verkeershufter had veel haast, daar deed het drukke spitsuur niets vanaf. Na een werkdag vol verplichtingen en deadlines moet het koppie leeg. Lekker doortrappen dus, stoom afblazen! Heerlijk om los te gaan na een lange zit achter de computer. Enthousiast reed ik in recordtempo mijn gebruikelijke (sluip)route af. Om een druk kruispunt te ontwijken reed ik (zoals gebruikelijk) een stukje spook over een eenrichtingsfietspad. Dit hardnekkige gewoontegedrag bespaarde me maar liefst twee a drie hele minuten op de reis. Tel uit je winst! Het is een flinke tijdswinst die de risico’s dubbel en dwars waard zijn. Ik kwam altijd thuis zonder ongelukken of boetes, dus deze roekeloze en zichzelf overschattende valsspeler wist van geen ophouden. Slecht zicht, filevorming, voorbijrijdende agenten, drukte, boetes; het maakte allemaal geen hol uit. Slim bezig dus. Het was wachten op de onvermijdelijke – en onvergetelijke – doodsmakker. Op een grauwe lentedag was het eindelijk zover. Toen bewees ik hoogstpersoonlijk dat haastige spoed zelden goed is. Gelukkig was dit dus zo’n zeldzaam gevalletje…
Vanuit mijn ooghoek zag ik een auto razendsnel op me afkomen. Remmen, bijtrappen, wegsturen: het had geen zin. Oh-oh. Het gebeurde in een flits. Ik had niet eens de tijd om als een hert in de koplampen te kijken. Door de botsing werd ik meters weggeslingerd. Tussen de aanrijding en het neerkwakken ontbreken herinneringen, zo snel ging het. Ik werd van rechts geraakt en klapte over de gehele rechterhelft van mijn lichaam op de stoep. Door de keiharde klapper had ik tijdelijk geen gevoel in mijn lijf. Blijkbaar zag het tafereel er dramatisch uit. Geen idee waar ze allemaal vandaan kwamen, maar in mum van tijd werd ik omringd door omstanders. Dit was niet het soort airtime waar ik op zat te wachten, evenals vragen naar de bekende weg. Zo vroeg een omstander of het gaat. Nou… fantastisch, kan niet beter. Goed dat ik het niet uit mijn strot kreeg, een gegeven paard dien je immers niet in de bek te kijken.
Na een paar minuten kon ik met pijn en moeite weer bewegen. De inmiddels gearriveerde hulpdiensten brachten me naar de ambulance voor een inspectie. Ze constateerden dat ik weliswaar bont en blauw was, maar niets ernstigs mankeerde. Wonderbaarlijk genoeg had ik niets gebroken, gescheurd of verbrijzeld. De ambulancebroeders en de omstanders konden het amper geloven. Fijntjes benadrukten ze hoeveel geluk wel niet had, zeker omdat de stoep werd afgeschermd door betonnen bollen. Ironisch genoeg is haar haast – ze wou nog even snel voorbij aankomende auto’s schieten – mijn redding geweest. Door de extra snelheid werd ik over de obstakels gelanceerd. Tevens bofte ik dat de impact over heel mijn lichaam werd verspreid, temeer omdat ik geen helm droeg. Ondanks de ragfijne uitleg kon ik het niet helemaal bevatten. Er gebeurde teveel in een te kort tijdsbestek. Het ging allemaal langs me heen, tijd om het ter plekke te verwerken was er niet. Na de laatste inspectie werd ik door twee agenten thuis afgezet, een paar honderd meter verderop. Ze liepen mee tot aan de voordeur van mijn studentenappartement. Na het beantwoorden van wat vragen vertrokken ze met de noorderzon. De deur viel dicht. Dat was het dan: een korte maar krachtige actiefilm met een flitsend begin, surreëel verloop en abrupt einde. Oh, en een hoofdpersoon die dat helemaal niet wil zijn. Gelukkig stond er (zover ik weet) niemand te filmen.
Nog vol adrenaline lag ik op bed bij te komen. Wat gebeurde er toch allemaal? Zoiets overkomt altijd anderen en nooit jezelf, totdat het dus wel gebeurt. Mijn gekraakte hersenpan vulde zich met allerlei ‘wat als…’ scenario’s. De bizarre hoeveelheid mazzel drong eindelijk tot me door. Spontaan voelde ik rillingen, misselijkheid, kippenvel. Opeens voelde ik me zo hopeloos en kwetsbaar. Onmiddellijk zag ik mezelf als een vergankelijke zak bloed, botten, vlees en water. Logischerwijs dacht ik daar eerder helemaal niet aan. Tot het ongeluk was het een dag als duizenden – een gedicteerd door routine, de automatische piloot en de waan van de dag. Het was typisch zo’n (drukke) dag waarin de vergankelijkheid van het leven compleet aan je voorbij gaat. Ja. Ik wist ze wel, al die tegelwijsheden. Je kunt alleen in het nu leven. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Uiteindelijk zijn er geen garanties. Elke dag kan je laatste zijn. Pluk de dag. Bla-bla-bla-bla-bla. Allemaal leuke wijsheden die zonder bijbehorende acties slechts semi-intellectueel gewauwel zijn. Op die manier zijn ze geen moer waard. Iets ‘weten’ is een ding; daarnaar handelen iets heel anders.
S ’avonds deed alles ontzettend zeer. Mijn lichaam was niet het enige wat een dreun moest verwerken: ook mijn mentale constructies ontkwamen er niet aan. De illusie van dwangmatige controlezucht was onmiskenbaar. In een klap werden alledaagse beslommeringen irrelevante bijzaken. Verplichtingen, deadlines, verwachtingen, statussymbolen, verlangens, zorgen, toekomstplannen, bezittingen, titels, diploma’s, salarisstrookjes: het deed er niet meer toe. Ik vroeg me af hoe ik mijn leven zou beoordelen zodra het (bijna) zover is. Is het onderste uit de kan gehaald? Heb je geleefd zoals je zou willen? Weet je wie je werkelijk bent? Wat laat je achter? Talloze vragen kwamen op. De confronterende gedachtengang was verlammend. Opeens was ik bang om alleen te zijn, om te kiezen, om mijn pad te volgen. Als een kind verlangende ik naar een veilige en vertrouwde omgeving. Daarom vroeg ik mijn vader om me op te halen. Wat was het fijn om samen te zijn, om terug te zijn in het ouderlijk huis. De innerlijke rust was teruggekeerd. In mijn oude kamer werd het duidelijk. Ondanks de klap van de molen blijft deze eigenwijze Nederlander lekker zonder helm rondfietsen, dat blijft hetzelfde. Wat wel verandert is iets fundamenteels:
Vanaf nu zie ik mijn gezondheid niet meer als vanzelfsprekend, zal ik dankbaar zijn voor elke dag en deze intensiever beleven.
> Klik hier voor het totaaloverzicht als dit verhaal naar meer smaakt <