39. Moederziels alleen op de wereld

Stapsgewijs liep ik door het donkere bos. Zorgvuldig zocht ik naar schuwe en geheimzinnige nachtbrakers. Ze geven zich niet snel prijs, maar dat is geen probleem. Ik moest en zou ze vinden. Geduldig kamde ik het bos uit met mijn rode hoofdlamp. Uiteindelijk kreeg ik loon naar werken omdat geduld een schone zaak is. Een Kiwi keek recht de koplamp in. Ontdekt worden deerde hem niet. Al grazende liep hij langzaam naar mij toe. Steeds dichterbij, totdat hij bijna tegen me aanliep. Pas toen ik op de grond stampte week hij uit. Met een bek vol tanden stond ik erbij en keek ik ernaar. Geen paniek, ren vooral niet weg. Met vele anderen was hij blind en doof voor het meest verwoestende wezen van Aarde. Domme dwazen. Je zou zeggen dat alle alarmbellen af gaan, maar nee hoor. Geen wonder dat zoveel rare vogels uitsterven, dacht ik nog. Dat krijg je ervan als je zwak en naïef bent. Overleven is overduidelijk een kunst. Dus… hoeveel lol iemand wel niet kan hebben om een bedreigde diersoort. Verder ging alles goed hoor. Rare vogels trekken met elkaar op, soort zoekt immers soort.

Zonsopkomst. Ik haalde opgelucht adem zodra het licht de duisternis verdrong. Nog even en deze lange wandeltocht door dit winterse niemandsland is voorbij. Voor het grootste deel liep ik moederziels alleen rond. Andere mensen waren mijlenver weg, in een boot of vliegtuig. Er was niemand om mee op te trekken, niemand om tegen te praten. Ik was op mezelf aangewezen. Na een week vond ik het welletjes. In het hol van de leeuw haalde ik geen comfort meer uit het oncomfortabele. De korte dagen bestonden uit guur weer, diepe modderpoelen, zwermen zandvliegen, ijzig koude wind en rivieren om doorheen te worstelen. Elektriciteit, telefoonontvangst, douches, drank of andere gemakken ontbraken. Te gek! Dit is het helemaal. Ik voelde me verbonden met de elementen, mezelf en het moment. Het gebrek aan allerlei luxe deerde me niet. Maar menselijk contact – hoe vluchtig of oppervlakkig ook – dát miste ik. Eindelijk kreeg ik waar ik vurig naar verlangde. De stroomleidingen, straten en woningen van Oban verschenen. Vlak daarna stond ik oog in oog met een medemens: de eerste in acht dagen tijd. Ik stonk een uur in de wind, maar dat mocht (voor mij althans) de pret niet drukken. De drang om te praten was simpelweg te sterk. Berenvel uit en laat de knots vallen. Niet snuiven, spugen of grommen. Gedraag je en knoop een praatje aan. Eh… Na dagenlang binnensmonds gemompel was dat makkelijker gezegd dan gedaan.

‘’Hey mate’’

‘’Hey man’’

*Korte stilte. Met vochtige ogen keek ik hem aan.

‘’Ik ben zó blij om eindelijk iemand te zien. Tijdens het rondje om het eiland (Stewart Island) voelde ik me alleen op de wereld. Ik kwam niemand tegen.’’

‘’Dat zal vast in deze tijd van het jaar. Prachtig toch? Nou, welkom terug in de beschaving’’

*Gelach

‘’Bedankt. Fish and chips, daar heb ik nou écht trek in!’’

‘’Geniet ervan. Je hebt hem verdiend’’

* Ik zwaaide het ontvangstcomité uit en liep door met een rammelende scheurbuik.

Het warme onthaal deed me goed, het verse fruit en het contact met het thuisfront ook. Verder miste ik de zogenaamde beschaving als kiespijn. Het aanbod van deze Nieuw-Zeelandse uithoek voldeed. Rust, wandelhutten, machtige landschappen en vrij toegankelijke natuur. Uitzichten zonder tekenen van de menselijke overname of verwoesting. Lekker rondlopen en alles zo simpel mogelijk houden. Terug naar de kern dus. Meer dacht ik niet nodig te hebben. Maar de afzondering legde de dieptes van mijn behoeftes bloot. Menselijk contact is een basisbehoefte. In welke mate verschilt per persoon, maar we hebben het allemaal nodig. Dit is menselijk. Dit is wie we zijn. Niets meer en niets minder. Blijkbaar hield ik best van mensen. Weliswaar in fases, maar toch. De behoefte gaat veel verder dan ik voorheen durfde in te zien of toe te geven. Voorheen waren zat momenten dat ik de gebreken, corruptie en trivialiteit van de mensheid zat was. Ik fantaseerde over afzondering en losworsteling van het systeem. Tijdens het wegschrokken van die vette hap kwam ik daar op terug. Rondzwerven is fantastisch. Niet alleen door natuurlijke wouden, maar zeker ook door menselijke wildernissen. Combineer gewoon het beste van beide werelden. Simpel. Het is een realistische win-win die veel voldoening geeft. Ja, ik ben om. Het is een deal.

Ik liep naar de landingsbaan voor de terugreis. Daar bleek ik de enige passagier te zijn. Nou, toen brak echt mijn klomp. Als een overenthousiast kind nam ik plaats naast de piloot. In recordtempo vloog het einde van de wereld voorbij. Het voelde opeens zo dichtbij, en toch zo ver weg. Vanuit de cockpit keek ik naar buiten en liet een traan los. Wat een plek, wat een tijd, wat een reis. Een reis die alsmaar doorgaat, een reis die zo moet zijn. Eenmaal in Invercargill betrad ik een bebouwd niemandsland. Donkere straten, grauwe gebouwen, trieste blikken, hondenweer, een doodse stilte. Snel wegwezen uit deze afstotelijke eind-van-de-rit plaats. Ik liep naar de willekeurige woonwijk waar ik mijn stationwagen had geparkeerd. In mijn geïmproviseerde kampeerwagen plofte ik op het matras. Zo. Mijn territorium reikt tot ver over de horizon. Lekker overal en nergens slapen, met of zonder anderen. Heerlijk. Deze zwerver is er nog lang niet klaar mee…

Je alleen op de wereld wanen voelt puur aan, de verbinding met jezelf én anderen nog veel meer.

> Klik hier voor het totaaloverzicht als dit verhaal naar meer smaakt <

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: